Joodse onderduikers bij de familie van Vliet

Op 28 januari 1982 ontvingen Wim, Piet, Gerard, Cor (postuum), To en Riet van Vliet in het Joods Cultureel Centrum te Amsterdam de Yad Vashem medaille. Zoon Arie van Vliet kreeg de onderscheiding in Canada. De herinneringsmedaille wordt door het gelijknamige Israëlische  instituut uitgereikt aan personen die in de oorlogsjaren joodse mensen hebben behoed voor deportatie naar een vernietigingskamp.

Op het moment dat de overleden weduwe Van Vliet in 1943 in de woning stond opgebaard, arriveerden twee jongens van 13 en 15 jaar op de boerderij. Een Haagse politieagent in burger had de familie gevraagd of zij kinderen wilde herbergen, ’die op het land moesten aansterken’. Na de dood van hun moeder waren de vijf broers en twee zussen Van Vliet belast met de zorg voor het veeteeltbedrijf in Schipluiden. Pas zes weken later hoorden zij dat de gasten joods waren. Er kwam voor de jongens in de hooiberg een schuilplaats, die door een grote hond werd bewaakt. Pastoor Theissen die ook onderduikers had, werd tijdens de oorlog opgepakt, maar al snel weer vrijgelaten, omdat hij een Duitse achtergrond had. De broers en zussen Van Vliet bleven de jongens beschermen. Zij hielden dit vol, ook nadat van het Oostfront teruggekeerde Duitse militairen op de boerderij waren ingekwartierd. In het laatste stadium van de oorlog werd een groot aantal koeien in beslag genomen en een gedeelte van het land van de Van Vliets kwam onder water te staan. In die periode werd het weinige voedsel met de jongens gedeeld.

De omgeving kenmerkte de familie Van Vliet in de laatste oorlogsjaren als asociaal. Ze lieten geen bezoekers in huis toe en deden in de winter van 1944-’45 niet mee met de plaatselijke kerkelijke actie om bewoners uit de gemeente die het slecht hadden voor een maaltijd uit te nodigen. Dit optreden van de familie was heel logisch, omdat niet mocht uitlekken dat zich in de boerderij onderduikers bevonden. Zelfs de verloofden van Piet en Gerard wisten tijdens de oorlog niet, dat er joodse kinderen in huis waren. De jongens bleven na de bevrijding op de boerderij, totdat overlevende familieleden hen een tehuis konden aanbieden. Later zijn ze geëmigreerd naar Israël.

Zoon Arie van Vliet emigreerde in 1949 naar Canada. Hij correspondeerde twee jaar met Lena van Mil in Schipluiden, die hij uiteindelijk in 1951 als echtgenote is komen ophalen. In Canada hebben zij een bedrijf gehad, waar land- en tuinproducten werden geteeld. Het echtpaar kreeg zes kinderen, vijftien kleinkinderen en zeven achterkleinkinderen en voelt zich thuis in Canada. Vorige week kwamen zij met een bijzonder aandenken naar het Museum Het Tramstation te Schipluiden. In een vitrine in de wachtkamer wordt in de huidige oorlogsexpositie aandacht besteed aan de dappere daad van de familie Van Vliet. Arie en Lena overhandigden het museum een steentje dat zij in het concentratiekamp Auschwitch hebben opgeraapt. Het werd vergezeld van een indrukwekkend gedicht ‘Het steentje van Auschwitz’, dat als volgt begint:

‘Ik bukte om het op te rapen.
Zwart, klein en ruw.
Er was niets bijzonders
aan te zien.
Maar het vroeg me om het op te rapen,
het op te warmen en het mee te nemen,
ver weg van die verschrikkelijke populieren…’

Het steentje en het gedicht zijn in de expositie opgenomen en zullen in het museum bewaard blijven. De periode van de onderduikers is voor de familie een dramatische periode geweest. Altijd stond er een familielid op de uitkijk. Eén zoon heeft na de oorlog tijdens het werk nog jaren om zich heen gekeken om te zien of er geen vijand aankwam. De Duitsers zaten tot Dolle Dinsdag heel dichtbij, omdat ze een zendinstallatie in de Klaas Engelbrechtspolder bewaakten. De familie van Vliet heeft nog steeds contact met de onderduikers van destijds.

In het Museum Het Tramstation ontmoeten bezoekers meer bijzondere verhalen over de oorlogsjaren in Schipluiden en Den Hoorn. Openingstijden: Woensdag, zaterdag en de eerste zondag van de maand van 14.00-16.00 uur. 

door Jacques Moerman

Foto’s van pleetjes gezocht

  

Pleetjes Gezocht - Museum Het Tramstation
Pleetjes Gezocht voor de volgende tentoonstelling

7 juni 2010. Na de huidige oorlogstentoonstelling zal in het Museum Het Tramstation te Schipluiden een expositie te zien zijn over het toiletgebeuren. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw waren er op de tuinderijen in Midden-Delfland boven de sloten vaak houten pleetjes te zien. Ook bezaten nog veel huishoudens buiten de woning een toilet. Dergelijke kakhuizen vinden we nu hoofdzakelijk in openluchtmusea. Vroeger hoorden ze bij het dagelijks leven en kwamen ze bij arm en rijk voor. Naast de hoofdtoren van het kasteel Keenenburg is op een afbeelding uit 1646 een houten privaat te zien. In het dorp Overschie stonden er twee langs de Schie. In de jaren twintig van de vorige eeuw bevond zich voor café De Vergulde Valck nog een gietijzeren urinoir. 

De kennis rond hygiëne was in de negentiende eeuw niet sterk ontwikkeld. Oude foto’s laten zien dat op korte afstand van pleetjes boven de sloot het melkgerei werd gereinigd en de peen werd gewassen. Ziektes, zoals cholera en tyfus, kwamen toen in Midden-Delfland veelvuldig voor. In 1908 brak er op de openbare school in Schipluiden, die een wc boven een aangrenzende sloot had, dysenterie uit. Pas in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw werd in het dorp Schipluiden de eerste ondergrondse riolering aangelegd. 

Hoewel dus heel lang buitentoiletten in onze regio in gebruik zijn gebleven, missen we hiervan duidelijke afbeeldingen. De lezers van De Schakel Midden-Delfland roepen we op om fotomateriaal voor een tentoonstelling over dit onderwerp beschikbaar te stellen.  

Reacties zijn welkom via deze website: klik hier, telefoon 015-3809389 of Museum het Tramstation, Otto van Zevenderstraat 2, 2636 HN Schipluiden.